foto martijn (1).png Martijn Rol, sectormanager food bij de Rabobank.

Fabrikanten

Interview: Waar liggen de groeimogelijkheden bij eiwitvervangers?

UTRECHT – Een vegan hamburger en plantaardige melk in de cappuccino, bij steeds meer horecagelegenheden zijn vlees- en zuivelvervangers niet meer weg te denken. Gaan ze de hele wereld veroveren, of valt er nog iets op af te dingen? Smaak en structuur worden steeds beter, vindt Martijn Rol, sectormanager food bij de Rabobank. Maar de categorie moet wel gezonder en duurzamer worden. “We staan pas aan het begin.”

Janneke Vermeulen |

Hoe verwacht u dat de consumptie van eiwitvervangers zich zal ontwikkelen de komende jaren?
“Ondanks de huidige dalende cijfers voorzien we wel weer een toename. Dit komt vooral door een groeiende groep consumenten die bewuster is van de impact van hun voeding. Om de potentiële groei te kunnen duiden, trekken we vaak de parallel met de introductie van andere nieuwe categorieën, zoals alcoholvrij bier en suikervrije frisdranken. Ondanks het - in deze gevallen duidelijke - gezondheidsvoordeel heeft het jaren geduurd voordat de consument deze accepteerde. Bij deze categorieën heeft, net als bij eiwitvervangers, veel ontwikkeling plaatsgevonden op smaak en diversiteit. Dat zijn factoren die essentieel zijn bij het succes van een product – bij vleesvervangers speelt ook textuur een belangrijke rol. De kwaliteit van deze producten verbetert nog altijd, mede doordat veel partijen in de voedingsmiddelenindustrie zich ermee bezighouden. Bovendien spelen gezondheid – bij alcoholvrij bier en suikervrije dranken – en duurzaamheid en dierenwelzijn – bij eiwitvervangers – een steeds grotere rol bij consumenten. Al deze factoren hebben uiteindelijk een gunstig effect op de verkoopcijfers. We verwachten dan ook dat de Europese markt voor vleesvervangers tot aan 2035 een jaarlijkse volumegroei zal laten zien van gemiddeld 15% per jaar, voor zuivelvervangers verwachten we een groei van 7 tot 8%. Overigens ligt in Nederland het marktaandeel van vleesvervangers met zo’n 4 tot 6% relatief hoog ten opzichte van de meeste andere Europese landen. Dat geldt voor de meeste westerse foodtrends; die zijn altijd eerst in New York of Los Angeles te zien, daarna in Londen en Berlijn en vervolgens in Amsterdam, om vanuit daar de rest van Europa te veroveren.”

Waar liggen de kansen in deze categorie?
“Ondanks dat er al veel ontwikkeling heeft plaatsgevonden op smaak, textuur en diversiteit, staan we pas aan het begin. Zo valt er nog een wereld te winnen wat betreft kwaliteit, productietechnieken en grondstoffen. Momenteel zien we heel veel onderzoek naar en investeringen in fermentatie, waarbij je met behulp van bacteriën meer biomassa kunt realiseren.
De grootste kansen liggen echter op het gebied van gezondheid. Over het algemeen hebben vleesvervangers natuurlijk lagere voedingswaarden en veel toevoegingen. Fabrikanten zetten nog vaak in op betaalbare grondstoffen die vlees zo dicht mogelijk benaderen, relatief smakeloos zijn en goed en tegen redelijk lage kosten te bewerken zijn. Dat levert niet per se duurzame en gezonde producten op, terwijl dat steeds belangrijker wordt. Gezondere vleesvervangers zijn echt de heilige graal.”

"Gezondere vleesvervangers zijn de heilige graal"
Soyabeans.jpg Veel fabrikanten sourcen hun grondstoffen vanuit de hele wereld, terwijl Nederlandse akkerbouwers zoeken naar meer diversiteit en minder monocultuur.

Welke grondstoffen zijn veelbelovend als de focus ligt op gezondheid en duurzaamheid?
“Veel fabrikanten kiezen nog steeds voor soja, een grondstof die relatief hoog scoort qua voedingswaarden. De peulvrucht is bovendien makkelijk grootschalig te verwerken en er zijn veel productietechnieken voor ontwikkeld.
Als Rabobank maken wij ons, via de Green Deal Eiwitrijke Gewassen, hard voor de terugkeer van de veldboon: ook een eiwitrijke peulvrucht en een product dat groeit op Nederlandse akkers. Veel fabrikanten sourcen hun grondstoffen vanuit de hele wereld, terwijl Nederlandse akkerbouwers zoeken naar meer diversiteit en minder monocultuur. Veldbonen en lupinebonen zouden daarin een heel mooie rol kunnen vervullen. Akkerbouwers missen nu alleen de afzetmogelijkheid.
We willen dus de ketenpartners oproepen om daarin hun verantwoordelijkheid te nemen. Het is tenslotte ook makkelijker zaken doen met de buurman dan met iemand van de andere kant van de wereld. We zien dat ketenpartners en retailers er zeker voor openstaan, maar de prijs is nog een obstakel. En de overheid mag daarin ook zijn aandeel nemen. Zo krijgen boeren in België en Duitsland subsidies als zij bepaalde eiwitrijke gewassen verbouwen – en hier gebeurt dat niet. Met De Beandeal hebben we in ieder geval al een eerste stap gezet. Uiteindelijk willen we samen naar een duurzame keten en gezonde producten.”

Tot slot, hoe ontwikkelt de eiwittransitie zich buiten de westerse wereld?
“In Afrika en Azië wordt natuurlijk traditioneel al veel meer plantaardig gegeten. Eiwitbronnen als insecten zijn daar al veel meer ingeburgerd dan bij ons en kunnen dus een grote rol spelen. We zien ook dat de eiwittransitie daar vooral is gericht op de wens om zelfvoorzienend te zijn.
Voor Nederlandse fabrikanten liggen in Europa en de Verenigde Staten dus de kansen. En die zijn groot: we verwachten dat de komende twintig tot dertig jaar de wereldwijde vraag naar eiwitten groeit met minimaal 50%. Dat kunnen we niet allemaal met dierlijke eiwitten invullen.”

Voedingscentrum: ‘Duurzaam en gezond moeten hand in hand gaan’
Marije Seves, expert duurzaam eten bij het Voedingscentrum, juicht de shift naar een meer plantaardig eetpatroon toe, maar vindt het jammer dat kiezen voor duurzame levensmiddelen niet automatisch inhoudt dat je ook kiest voor gezond. Seves: “In veruit de meeste gevallen halen consumenten niet voldoende voedingsstoffen uit de vleesvervangers of ze krijgen hier juist veel zout mee binnen. Bij zuivelvervangers ontbreekt het vaak aan voldoende eiwit en ze zijn niet allemaal verrijkt met calcium en vitamine B12. Terwijl consumenten hun vlees en zuivel vaak een-op-een vervangen. Vitamine B12 zit van nature alleen in dierlijke producten, zoals vlees en zuivel. We zouden graag zien dat fabrikanten dat aan hun producten toevoegen.”
De nieuwste zuivelvervangers zijn kaasvervangers en ook daar kunnen nog dingen in verbeterd worden, vindt Seves. “De smaak en structuur van kaasvervangers zijn knap gekopieerd, maar qua voedingswaarde komt het niet overeen. Ook worden er ingrediënten gebruikt als kokosolie om de kaas smeuïg te maken, terwijl we voor onze gezondheid juist minder verzadigde vetten willen gebruiken. Als we naar een meer plantaardig eetpatroon willen opschuiven, willen we graag dat consumenten geen afweging hoeven te maken tussen duurzaam en gezond, maar dat deze hand in hand gaan”, aldus Seves. “Hier is dus veel winst te behalen.”

Dit artikel verscheen eerder in Out.of.Home Shops. Abonneren? Klik hier.